Vraag 19
Dzisiaj robimy zakupy. Idziemy po zakupy…. jednym słowem succes w tłumaczeniach.
Odpowiedzi
- Ojciec Thomasa robi zakupy.
Vader van Thomas doet boodschappen
De vader van Thomas doet boodschappen.
Doet vader van Thomas boodschappen?
Vader van Thomas doet geen boodschappen.
- Brat Evelien idzie po zakupy.
De broer van Evelien op boodschappen gaan.
De broer van Evelien gaat boodschappen halen.
Gaat de broer van Evelien boodschappen halen?
De broer van Eveline gaat geen boodschappen halen.
- Na śniadanie kupuję bułki.
Ik koop een brood voor het ontbijt.
Voor het ontbijt koop ik broodjes.
Koop je broodjes voor het ontbijt?
Ik koop geen broodjes voor het ontbijt.
- Peter idzie do sklepu mięsnego po mięso.
Peter gaat naar de slagerij na vlees.
Peter gaat naar de slager om vlees te kopen.
Gaat Peter naar de slager om vlees te kopen?
Peter gaat niet naar de slager om vlees te kopen.
- Na obiad idę do cioci.
Voor de lunch ga ik naar de tante.
Voor het middageten ga ik naar mijn tante.
Ga je voor het middageten naar jouw tante?
Voor het middageten ga ik niet naar mijn tante.
- Na kolację mamy chleb, masło i kiełbasę.
Voor avondeten hebben brood, boter en worst.
Voor het avondeten hebben we brood, boter en worst.
Hebben jullie voor het avondeten brood, boter en worst?
Voor het avondeten hebben we geen brood, boter en worst.
Wanda – Szymon: De vader van Thomas doet boodschappen. In het Nederlands gebruiken we lidwoorden: de, het, een.
Język holenderski jest łatwiejszy – twierdzi Wanda.
Wanda: To prawda, ale w Holandii nie mamy przypadków. Dat is waar, maar in Nederland hebben we geen naamvallen 😉